Schaken is een spel van vaardigheid en strategie dat gespeeld kan worden door spelers van elk niveau, van beginner tot grootmeester. De eerste stap is leren hoe de stukken worden bewogen en wat de basisregels van het spel zijn.
Het doel van het spel is om de koning van de tegenstander te slaan. Spelers zetten om beurten een stuk tegelijk, waarbij een wit stuk of pion de eerste zet doet.
Een schaakbord heeft 64 afwisselend gekleurde donkere en lichte velden. Elke speler heeft een koning met een kruis erop, een koningin met een kroon erop, twee torens met kasteelvormige toppen, twee lopers gemarkeerd met kloven of mijters, twee ridders met het hoofd van een paard en acht pionnen. De spelers staan tegenover elkaar met een licht vierkant rechtsonder op het bord. Om het bord op te zetten plaatst elke speler de stukken van zijn kleur aan zijn kant van het bord. De torens komen in de hoeken, de ridders op de aangrenzende velden, de bisschoppen daarna en de koningin op het centrale veld van haar eigen kleur, met de koning op het veld ernaast. De acht pionnen bezetten de rij voor de hoofdstukken.
De koning en koningin kunnen in elke richting bewegen: diagonaal, zijwaarts, achterwaarts of voorwaarts naar elk onbezet veld. De koning kan elke beurt maar één veld verplaatsen, maar de koningin kan elke afstand afleggen als er geen obstakels tussen zitten. Zowel de Koning als de Koningin slaan een stuk van de tegenstander door op zijn veld te landen en het van het bord te verwijderen. Een Koning kan nooit direct naast de andere Koning bewegen.
De Loper en Toren kunnen elke beurt een willekeurige afstand in één richting afleggen. De Toren beweegt alleen horizontaal of verticaal, terwijl de Loper alleen diagonaal beweegt. Ze kunnen niet over stukken van hun eigen kleur heen springen of deze vervangen, maar ze kunnen wel een stuk van de tegenstander slaan door op zijn veld te landen en het stuk te verwijderen.
Een Toren kan ook samenwerken met de Koning om de rokade één keer in een spel uit te voeren. De koning beweegt twee velden naar links of rechts naar de toren en de toren beweegt naar het veld aan de andere kant van de koning. Rocheren kan alleen als beide stukken nog niet bewogen hebben, de velden tussen de twee niet bezet zijn en de Koning niet schaak staat, schaak staat of rokeert door een veld dat aangevallen wordt.
Het Paard beweegt altijd volgens een "L" patroon van drie velden en kan over stukken van beide kleuren springen. Het beweegt naar links, rechts, een of twee velden vooruit of achteruit en draait een of twee velden om het L-patroon te vormen. Als het veld waarnaar het beweegt bezet is door een stuk van de tegenstander, slaat het paard en verwijdert het. Het paard is het enige stuk dat over andere stukken kan springen.
Een speler kan ervoor kiezen om een pion bij de eerste zet één of twee velden vooruit te zetten, maar mag het bij elke volgende zet slechts één veld vooruit zetten. Een pion kan een stuk slaan op een diagonaal aangrenzend veld voor hem en dat veld dan bezetten. Een pion kan nooit achteruit bewegen, alleen vooruit.
Een pion kan worden geslagen door een andere pion "en passant" of in het voorbijgaan als het begint met twee velden te bewegen. Als hij naast een pion van de tegenpartij terechtkomt, kan de pion van de tegenpartij hem slaan en naar het veld gaan waar hij overheen is gesprongen. Deze ongebruikelijke zet kan alleen direct worden gedaan - als je wacht tot de volgende beurt is het niet mogelijk.
Zodra een pion de achtste en laatste rij bereikt, kan hij worden omgezet in een Loper, Paard, Toren of Koningin.
Als een stuk of pion de koning van de tegenstander aanvalt, wordt er gezegd dat de koning "schaak staat". De aangevallen koning kan schaakmat voorkomen door zijn koning te verplaatsen naar een veld dat niet wordt aangevallen, het aanvallende stuk te slaan of een pion of stuk tussen zijn koning en de aanvaller te plaatsen. Als een Koning geen mogelijkheid heeft om aan een aanval te ontsnappen, staat hij schaakmat en wint de tegenstander de partij.
Een partij kan op vijf verschillende manieren in remise eindigen: door overeenstemming, als er onvoldoende materiaal is om schaakmat te zetten, door patstelling (geen enkel stuk kan een legale zet doen), als een stelling drie keer wordt herhaald en een speler claimt de herhaling, en als er vijftig opeenvolgende zetten geen stuk wordt geslagen en geen pion wordt verzet.
Nadat je vertrouwd bent geraakt met deze basisregels, kun je basistactieken leren om het spel nog leuker te maken.
Klik hier om onze Schaakregels PDF te downloaden